Kattesas, ook gekend als Oud Veurnesas of Spaanse sas en soms ook Poortersas genoemd.
Het verkeer te water tussen Duinkerke, Veurne en Nieuwpoort geschiede vroeger met kleine vaartuigen, langsheen de afwateringskanalen namelijk: Koolhofvaart, Venepvaart, de Proostdijkvaart door de stadskom van Veurne verder naar Duinkerke.
Sluis gebouwd na 1818 en voltooid op 7 oktober 1820 in dienst genomen. Het laatste sluis die aangewend werd bij de inundatie in oktober 1914.
Monding van de Oude Veurnevaart of Arkevaart in de havengeul. Monument sinds 29-05-1995 ; BS 2908-1995.
Het toponiem “kat, de katte” is volgens Van Daele” een verhoogd werk op de bolwerken of op de courtines van een vesting”. Een “sas”, ook “schutsluis” of “verlaat”, bestaat uit een aan weerszijden door deuren afgesloten kolk of kamer, waardoor vaartuigen kunnen worden geschut. Het Kattesas is een archeologisch monument en zeer waardevol voor de geschiedenis van Nieuwpoort.
In de 13de eeuw werd van op deze plaats (ten westen van de stad) tot aan de Krommehoek een dijk opgeworpen die het verlengde vormde van de Groenendijk om de westelijke arm van de IJzermonding
in te dijken. In die dijk werd de Westsluis aangelegd, de voorloper van het huidige Kattesas. Het bolwerk dat er op het einde van de 13de eeuw kwam moest de sluis beschermen. de naam duikt reeds op in een document van 1409, waarbij toestemming werd gevraagd om zerkstenen van het Sint- Laurentiuskerkhof te mogen gebruiken voor de sasvloer. Dat sas gaf immers toegang aan de scheepvaart om via een waterloop (de Waterganc) de stad Veurne te bereiken langs de grote ontwateringsgracht.
Het huidige Kattesas (ook Spaans sas genoemd want in de Spaanse periode 1595 - 1712 waren er regelmatig herstellingen noodzakelijk) en dito bolwerk “de Katte”, ter vervanging van de spuisluis uit de 18de eeuw (1772), werd herbouwd in 1820 om het versassen van de schepen langs de Oude Veurnevaart mogelijk te maken. Ongeveer 50 jaar later (1876) legde men ook in de achterhaven een ander nieuw sas aan, het huidige Veurnesas. Daardoor konden de binnenschepen langs daar via het kanaal Nieuwpoort-Duinkerke, naar Veurne varen zonder nog genoodzaakt te zijn, het sas langs de Oude Veurnevaart te gebruiken. Hieruit kunnen we besluiten dat het nieuwe sas aan de Oude Veurnevaart (Kattesas) meer om technische, dan om economische reden gebouwd werd. Het heeft een laatste strategische rol gespeeld als tijdelijke noodoplossing in de nacht van 26 op 27 oktober 1914 om de IJzervlakte gecontroleerd onder water te zetten… (zie infobord aan het brugje). Het voormalige kunstwerk uit 1820 bestond uit een dubbele puntsluis beveiligd met twee houten damschotten. De sasdeuren zijn verdwenen sinds de aanleg van de Albert I-laan in 1933. De ene houten dampoort met horizontale balken (de bovendeur) bevindt zich ter hoogte van de Albert I-laan kant Astridpark, de andere (de benedendeur) aan de kant van de havengeul. In normale omstandigheden gebeurt de lozing van het overtollige water van de Oude Veurnevaart in de havengeul bij eb door onderstroom via spuigaten in de klapdeur aan de benedendeur. Dit, als het ware opgehangen luik, staat meestal wat open en slaat dicht onder druk van het wassende water. Het wordt gans opengeklapt als het water in het kanaal hoger staat dan aan de zeekant. Dit gebeurt dus telkens als er wateroverlast is in de achterliggende polders. Deze handels-wijze kan aan beide dammen geactiveerd worden.
Friede Lox
Karel Cogge aarzelde niet de reddende en heilbrengende overstroming te verwezenlijkingen.
Gedurende zijn jarenlange loopbaan had Karel Cogge de vereiste kennis opgedaan
die hem op het kritische ogenblik zou toelaten onze twee vijanden tegen elkander op te jagen: het water en de Duitsers.
Het meesterschap van de vijand bleek overweldigend en het vervallen bolwerk van de zes verminkte en uitgeputte Belgische legerafdelingen, dat de Duitse opmars wilde stuiten, dreigde in te storten.
De 19de oktober 1914 werd het bruggenhoofd van Nieuwpoort door de Duitsers heftig aangevallen.
Op 20 oktober gaf generaal Dossin bevel de polder van Nieuwendamme onder water te zetten. Hiertoe werd van de Oude IJzerarm gebruik gemaakt en werd het “Springsas” geopend, terwijl de grondduiker onder de IJzer werd dichtgemaakt, ten einde de verdediginszone, op de linker oever van de IJzer ingericht, tegen overstroming te behoeden.
Schipper Geeraert uit Nieuwpoort bood hierbij spontaan zijn diensten aan en dank zij zijn moedige tussenkomst werden in de avond van 21 oktober de verlaten geopend.
Op 22 oktober bedekte het zeewater het gebied dat moest geïnundeerd worden.
Gedurende vijf dagen, van 21 tot 25 oktober, woede een hevige strijd. Het hoofdkwartier van het Belgisch leger besliste op dit tragisch ogenblik, tot de overstroming van het IJzergebied, tussen Nieuwpoort en Diksmuide over te gaan.
Wegens het feit dat de legerdiensten niets afwisten van de hydrografische toestand van de streek, weet het hoofdkwartier niet al te best wat aan te vangen en vreesde kostbare tijd te verliezen. En hier komt de Heer Feys opnieuw tussen: hij stelt aan staf-kolonel Wielemans voor een beroep te doen op de medewerking van de toezichter bij de Noordwatering, Karel Cogge.
Na het zoeken naar de beste en mogelijke uitvoering prees Karel Cogge het gebruik van het Oud Veurnesas, na voorafgaande afdamming van de sloten, die in de Oude Veurnevaart uitmonden en na het dichtstoppen van de duikers onder de spoorwegbaan Nieuwpoort-Diksmuide en verder mits indijking van de westelijk oever van de Koolhofvaart tussen de grondduiker onder het kanaal naar Veurne en de stuwdam van de Koolhofvaart.
Hierop volgde en beraadslaging van anderhalf uur en werd ik door kommandant Nuyten aan kolonel Wielemans voorgesteld.
Wanneer ik mijn zienswijze, nopens de te verrichten werkzaamheden aan de kolonel had uiteengezet ging hij hiermee akkoord. Kommandant Nuyten vroeg me of ik bereid was mij ter plaatse te begeven om dit plan uit te voeren. Ik willigde in.
Omstreeks 4 uur namiddag trokken we naar Wulpen, in gezelschap van kommandant Jamotte en van een door mij onbekende genie-kapitein; we ontmoeten er een generaal, wie ik opnieuw het schema exposeerde van de middelen tot uitvoering van het overstromingsplan. Van Wulpen ging het tot de spoorwegbrug te Nieuwpoort en vervolgens tot de nabijgelegen stuwdam over de Koolhofvaart.
Daar de beschieting te hevig was om ons in de buurt van de Coupe-Gorge te wagen, stelden wij dit bezoek uit tot ’s anderendaags.
De 26e oktober, rond 6 uur ’s morgens, deed in gezelschap van voormelde officieren, Kaaskerke aan om er de duiker over de Bertegatvaart af te sluiten, alsmede de verschillende kleine waterleidingen gelegen onder spoorwegbaan naar Nieuwpoort.
Daarna bereikten we Reygersvliet nr 2, bezuiden Pervijze en vervolgens de duiker over de Grote Beverdijkvaart. De vijandelijke beschieting nam echter zo hevig toe, dat, om de duiker over de Venepevaart nabij de spoorweghalte van Booitshoeke te bereiken we ons gedwongen zagen rechtsomkeer te maken om langsheen Scheewege, Rousdamme, Avekapelle en het Withuis, voornoemde halte te kunnen aandoen. Dan trokken we naar het Ramskapelleleed, om er de doortocht van het water onder de spoorwegbaan, alsmede de opwaarts gelegen duikertjes dicht te maken. Langs Wulpen, alwaar we de generaal ontmoetten, kwamen we naar Veurne terug. Het was 11u30 in de voormiddag.
Rond 20u30 begaven we ons samen met kapitein Thys naar Nieuwpoort om de nodige onderrichtingen te geven, betreffende de versperringen van de grachten aan de Coupe-Gorge en in de nabijheid van het Oude Veurnesas gelegen en tot de overstromingsmaneuvers over te gaan.
Wegens de voortdurende beschietingen konden we onmogelijk de sluis benaderen en werden we ertoe genoopt oponthoud tot 2 uur ’s morgens te maken. Een half uur later werd de sluis bereikt.
We deden de sluismiddelen springen, doch, daar we niet over het nodige materieel beschikten om de sluisdeuren in de kasten te bevestigen, werden dezelfde door het instromend vloedwater met geweld uit hun sponningen gedrukt. Het was 3u45 ’s morgens.
Zo moesten we terug naar Veurne vertrekken om ’s anderendaags ons werk te hervatten.
Te 16 uur gingen we naar Nieuwpoort samen met kapitein Thys. Wanneer we langsheen het kwartier van de generaal te Wulpen voorbijtrokken werd ons gezelschap door twee genie onder-luitenanten versterkt.
Onderweg bleven we op de baan van Nieuwpoort-aan-zee naar Nieuwpoort-stad tot 1 uur ‘s morgens talmen.
Van het nodige gereedschap voorzien trokken we te voet naar het Oud Veurnesas, waar we rond 2 uur aankwamen. Na een doorgehouden inspanning van drie kwartier, konden we de deuren beheersen en werden de ebdeuren van hun stangen bevrijd, zodat deze zich automatisch, bij ieder wassend tij, konden oppennen en bij ieder ebbe sluiten.
Tot 6 uur 15 toefden we ter plaatse om ons nopens de goede werking van de sluisdeuren te vergewissen; bij het wassend getij zagen we de ebdeuren zich spontaan openen en daar we dan ook onze arbeid voldongen mochten beschouwen, kwamen we naar Veurne terug.
Aldus gulpte op 28 oktober rond 6 uur 15 ’s morgens het zeewater in de Oude Veurnevaart, de binnengrachten zwellen en vloeide het over lage gronden van Ramskapelle. De overstroming vorderde langzaam.
Intussen werd het gevecht een razende kamp en de toestand hopeloos. Het bruggenhoofd van de Palingbrug en de hydraulische werken werden prijsgegeven.
In de vroege ochtend van 29 oktober werd de algemene aanval ingezet.
Het komt tot een eerste treffen tussen het station van Pervijze en de halte van Booitshoeke, alwaar de eerste legerafdeling de schok doorstaat: in de voormiddag werd door het vierde linieregiment een heftige Duitse aanval afgeslagen; enkele uren later brak een nieuwe aanval los, ditmaal echter gepaard met een doordrijving op onze uiterst rechtse stellingen. Hier bevond zich het 151e Franse infanteristen, door een deel van de 2e Belgische leger divisie gerugsteund. Andermaal werd, na verwoede gevechten, de aanval gebroken.
In de avond reikt de inundatie tot aan de baan St.-Joris-Ramskapelle. Spijts de aanbreng van twee getijen vermocht het aanstromend water het niet een tastbaar resultaat op te leveren. Een samenloop van ongelukkige omstandigheden droeg ertoe bij de uitslag tot een minimum te herleiden en wel namelijk: het geringe verval tussen hoog- laagtij (minimum van doorstroom), de opstuwing veroorzaakt door het beperkt doorstromingsprofiel van de aanwezige duikers, het ontoereikend afvoervermogen van de grondduiker onder de Veurnevaart.
Aan de andere kant verscherpte de vijandelijke druk nog. De schok die voorbereid werd zou hard zijn en beslissend. De inspanningen, door ons roemrijk leger geleverd, overschreden de perken van alle menselijk weerstand.
Het hoger leger zag alras de ontoereikendheid in van de watertoevoer langs de Oude Veurnevaart en trof het besluit de overlaat van Veurne-Ambacht te bezigen om in die hachelijke toestand te voorzien.
Op 29 oktober, rond 19 uur 30 zullen enige manschappen van de genie onder het geleide van kapitein Ume en van de onverschrokken Geeraert, erin slagen over de Veurnevaart te komen, de overlaat van Veurne-Ambacht te bereiken en de schuiven te lichten.
De reddende vloed stroomde doorheen de acht openingen met een totale doorvloeibreedte van 16 meter. Honderdduizenden kubiek meter water klotste tegen de schuinten van de Aflozingsvaart van Veurne-Ambacht
en overrompelden de IJzervlakte.
Dit een relaas uit:
Kunstmatige inundatie in Maritiem Vlaanderen 1316-1945 J. Leper ( link naar pdf )
Meer over inundatie:
De IJzer, oktober 1914. Een slag te veel ? Luc Vanacker -
Ginsenkring Westhoek Infoblad 2003 3 ( link naar pdf )
De onderwaterzetting van de IJzervlakte. Guido Demerre en Johan Termote ( link naar pdf )
Oktober 1914. De initiele inundaties aan het Belgisch front. Belgisch tijdschrift voor Militaire Geschiedenis, XXX-7, septemner 1944. ( link naar pdf )
Op 1 februari 2003 is het 50 jaar geleden dat Nieuwpoort getroffen was door een overstromingsramp.
Ziehier een verslag ervan.
Relaas over de overstromingsramp te Nieuwpoort op 1 februari 1953.
Door Korporaal Calie Roger
Kandidaat- Officier.
Zondagnacht, 1 februari 1953 te 1u55 werd de bevelhebber van de brandweer van Nieuwpoort, uit zijn slaap gerukt door een schel en dringend herhalend telefoongerinkel.
Vermoedend dat ergens een brand was ontstaan, was hij niet weinig verwonderd van uit de bakkerij Vanhee, gelegen Kaai ter stede, te vernemen dat de kelder van zijn inrichting vol water liep.
Terstond deed hij een beperkte telefonische oproep. Alzo kon een tiental brandweermannen bereikt worden en werd hen opdracht gegeven naar het brandweerstation op te rukken (deze was dan gelegen in de Langestraat naast de politie) en aldaar de bevelen af te wachten.
Hij zelf spoedde zich ter plaatse om de toestand te verkennen en stelde het ongelooflijke feit vast, dat rond de omgeving van de bakkerij verschillende straten onder water stonden. Gezien de ernst van de toestand besloot hij onmiddellijk algemeen alarm te geven. De sirene loeide dan ook om 2u10, het op en neergaande klagend geluid had alle moeite om tussen de geweldige storm van het noordwesten door te dringen.
Intussen had de bevelhebber contact genomen met de Heer Burgemeester Gheeraert en werd besloten de Schepen van Openbare Werken eveneens te raadplegen. Een reddingsboot moest bijgehaald worden om het huis van de Schepen te bereiken dat intussen door het steeds stijgende water volledig geïsoleerd was. Onze bevelhebber vergezeld van de Heer Burgemeester en enkele manschappen maakten daarop een door hen nooit te vergeten bootreis door de straten van de stad naar het huis van de Schepen.
Een grondige verkenning van het geteisterd gebied volgde daarop, teneinde na te gaan of geen mensenlevens in gevaar waren alsook om de oorzaken van de ramp op te sporen. De oorzaak van deze overstroming was weldra geen geheim meer. Door de geweldige storm uit het noordwesten, juist op het tijdstip dat één van de hoogste watertijden zich voordeed, was de bruisende watervloed zodanig gestegen dat het water van de haven over de kaaimuur stroomde naar de lager gelegen gedeelten van de stad. Een bres geslagen in de dijk van het kattesas maakte de toestand noch hachelijker. Het water was gedurende deze korte periode zodanig gerezen dat het op sommige plaatsen een hoogte van 1m10 bereikte.
Het brandweerstation was eveneens onder water gelopen tot op een hoogte van 0,25m. Ook de herstellingsput voor de autovoertuigen was volgelopen en de balken welke deze put overdekken waren weggedreven met noodlottig gevolg dat twee aanrukkende brandweermannen, waaronder de schrijver, tot groot jolijt van de aanwezige mannen, recht in doken. Gelukkig kwamen wij er met de schrik en een nat pak van af. Na droge kledij aangetrokken te hebben, zonder een flinke hartversterking te vergeten, waren wij weer op onze post en hebben gelukkig geen hinder meer ondervonden van dit al te fris morgenbad.
Het korps van Veurne kwam eerst ter plaatse maar kon niet beginnen daar het water nog onvoldoende afgenomen was.
Omstreeks 4u30 begon in enkele straten het water af te nemen. Onmiddellijk werden door Veurne
5 pompen en door ons korps 3 pompen in werking gesteld. Het was natuurlijk niet mogelijk al de geteisterden in eens te helpen. We moesten ons beperken tot de meest noodzakelijkste gevallen en vooral optreden bij bakkers, beenhouwers en andere handelszaken welke de gewone bevoorrading van de bevolking moest verzekeren. In de loop van de vroege morgen kwamen nog andere gevraagde korpsen hulp bieden, zodat wij in de eerste uren na de ramp reeds 19 brandweerpompen in werking hadden.
Na het terugtrekken van het water, boden de straten van de stad een troosteloze aanblik. Overal waren grondverzakkingen, de rijwegen en voetpaden waren bezaaid met balken, planken, ledige vaten, vuilnis enz. dat met de watervloed was aangespoeld.
In de huiskamers, kelders en ander vertrekken van de geteisterden was het niet beter gesteld. Meubels, koopwaar, machines, auto’s, alles was in zo een korte tijd volledig vernield of grotendeels waardeloos geworden. De vloed had zo velen van ons in hun slaap verrast, dat voor zij het wel en goed beseften, de woonkamers en kelders in een drijvende en vernietigende warboel hadden herschapen.
Onverpoosd werd gepompt om te redden wat nog te redden was. De korpsen ontzagen zich geen moeite en de grootste mogelijke bijstand werd aan de geteisterden verleend. Zonder onderbreking werd door de hulpverlenende korpsen doorgewerkt tot de maandagmorgen, waarna zij na een korte rustperiode terug na de middag de hulpverlening hervat hebben.
Het korps van Nieuwpoort stond in de bres tot maandagavond 19u. Het Nationaal Hulpkorps dat enkel een zeer korte nachtrust had genomen werkte tot maandagavond 23u om daarop onmiddellijk te vertrekken en hulp te bieden aan de geteisterde streek rond Antwerpen.
De maandagnamiddag kregen wij nog versterking van Diksmuide en Leke. De algemene toestand werd ’s avonds besproken tijdens een vergadering op het stadhuis. Daar werd besloten beroep te doen op meerdere korpsen uit West-Vlaanderen, te meer dat het Nationaal Hulpkorps de stad moest verlaten en het daardoor dringend nodig was in hun vervanging te voorzien.
Vanaf dinsdagmorgen werd systematisch het werk verdeeld. De 16 Hulpverlenende korpsen kregen elk hun aangewezen sector welke zij bewerkten. Behalve de reeds vermelde korpsen kwamen die dag hun hulp aanbieden: Poperinge, Marke, Ieper, Bissegem, Torhout, Vlamertinghe, Avelgem, Wevelgem en Harelbeke. In Totaal werden op de derde dag 27 pompen opgesteld.
Vermelden wij ook nog dat telkens 2 uur voor het hoog water en 2 uur daarna overgepompt werd van uit de riolering naar de haven. Dit was van groot belang omdat de riolen op deze tijdstippen moesten gesloten worden en deze steeds boordevol waren. Naargelang de noodzakelijkheid werden op de riolen 4 tot 5 pompen met groot debiet opgesteld, welke regelmatig het overtollig water uit de riolen overpompten.
De Rode Kruis afdeling Nieuwpoort voorzorg de brandweermannen van warme soep en koffie wat ten zeerste op prijs werd gesteld. Dezelfde dag kregen wij het bezoek van onze brandweerinspecteur, de Heer A. Geers, welke samen met onze bevelhebber de korpsen bezocht en hun werking.
’s Avonds waren wij de toestand meester en werd besloten enkele korpsen uit te schakelen, zoals het korps van Leke, Marke, Wevelgem, Vlamertinghe, Ieper Torhout en Avelgem. Het merendeel van deze korpsen zouden reeds van dezelfde dag op de bres staan te Oostende waar hulpverlening ook dringend nodig was.
Op woensdag waren nog de volgende hulpverlenende korpsen aan het werk: Oostduinkerke, Veurne, De Panne, Koksijde, Diksmuide, Poperinge, Bissegem, en Harelbeke. Dit was daarmede ook de laatste dag van deze zo spontane en onvergetelijke hulpverlening.
Het overige van de week bleef het korps van Nieuwpoort nog alleen aan het werk. Op zondag moesten we zelfs vanwege het vriesweer de pompen stilleggen. In de loop van de volgende week werden dan geleidelijk onze pompen en manschappen uitgeschakeld om dan definitief stil te leggen op zaterdagavond 14 februari 1953.
Langs deze weg bedanken we van harte al die mensen welke door hun onbaatzuchtige toewijding, hebben medegewerkt om onze geliefde stad zo spoedig van het zilte zeewater te bevrijden.
Vermelden we vooral de hulpbiedende korpsen, onze Burgemeester alsook onze bevelhebber, die onverdroten en enkel met de gedachte bezield zijn medemensen te helpen, dag en nacht de toestand in handen had en deze ook met een kundig hand heeft weten te leiden.
Hopen wij dat onze stad nooit meer dergelijke ramp mag beleven. Het is veel aangenamer voor de Westvlaamse korpsen in beter omstandigheden hun weg op te slaan naar Nieuwpoort, zoals dit onlangs geschiedde naar het Zomercongres, dan, om in de bittere koude, alhier kelders uit te pompen.
De verslaggever,
Korporaal Calie Roger
Kandidaat-Officier
Nieuwpoort, 24 februari 1953
Het is ook nog eens het vermelden waard dat in de maand februari Zijn Majesteit de Koning op bezoek kwam naar onze geteisterde stad.
Brandweermannen die tijdens de overstroming de helpende hand toestaken waren
Verhaeghe Hector, Verhelst Karel, Cuyle Georges, Demeester Karel, Therssen Cyriel, Desmedt Albert, Mercy Maurice, Mercy Bernard, Rosseel Robert. Reeds sinds enkele jaren gestorven.
Er zijn er nog slechts 2 in leven: David Victor en Bonjé Henri.
Kattesas 1822 |
Het ‘oude Veurnesas’ of ‘Kattesas’ was een sluis op de aansluiting van de IJzer en de Oude Veurnevaart. De westsluis, de 13de-eeuwse voorloper van het Kattesas, werd herbouwd toen in 1383 -1385 Nieuwpoort een eerste keer versterkt werd. Het sas moest het waterpeil in de vestinggracht regelen. De Benaming Kattesas verwijst naar een nabijgelegen geschutsstelling of kat. De verdere geschiedenis van het sas is niet duidelijk. Het werd in elk geval herbouwd in 1818, toen de versterkingswerken rond Nieuwpoort gemoderniseerd werden in het kader van de uitbouw van de Wellingtonlinie. De werken werden uitgevoerd door een lokale aannemer, wellicht op basis van plannen opgemaakt door de Brugse ingenieur Jacob Dekaestecker. In 1876-1878 werd het sas nogmaals herbouwd, toen ook het volledige Ganzenpootcomplex heraangelegd werd. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog werd geprobeerd om via het Kattesas de IJzervlakte te laten overstromen. Daarom werd vanaf 29 oktober ook via het verlaat van de Noordvaart geïnundeerd. Door de schuifdeuren van het verlaat van de Noordvaart enkele nachten gedurende enkele uren te openen, steeg het water tussen de IJzer en de spoorwegberm Nieuwpoort-Diksmuide wel voldoende. De onderwaterzetting van de IJzervlakte betekende het einde van de Slag aan de IJzer. Van het Oude Veurnesas bleven de sluiswanden in blauwe hardsteen bewaard.
In 1817 wordt gestart met de verhoging van de zeedijken langs de IJzermonding. Dat brengt ook mee de deuren en de muren van het Kattesas dringend verhoogd moeten worden. Na de herstellingen aan het sas worden meteen de deuren opgetrokken van 5,70 naar 6,64 m hoog.
Bovenstaande suggereert dan ook het Kattesas dat we nu nog kennen niet origineel gebouwd werd in 1818, maar al in 1771, waarna in 1795 een eerste modernisering volgende in 1818 een tweede.
UitwateringssluisMet de bedijking van de Veurnevaart komt de afwatering van de lange smalle strook tussen de duinen en de Duinkerke- en Veurnevaart in het gedrang. De belangrijkste sloot in dit gebied is het Langelis of Langgeleed dat van de duinen bij de Franse grens komt en oorspronkelijk vanaf Wulpen de bedding vormde van de latere Veurnevaart. Er wordt in 1860 vanaf Wulpen-Steendam parallel en ten noorden van de Veurnevaart een nieuwe afwateringssloot in de richting van Nieuwpoort gegraven. Die sloot vormt van nu af het (nieuwe) Langgeleed. Hij watert bij Nieuwpoort via een dijksluisje met twee kokers af in de Arkevaart. |
||||
Kattesas 1914 |
Na de Eerste Wereldoorlog tot op heden werden aan het sas, zoals voorheen zonder veel respect voor het historisch verleden, werken uitgevoerd om de functie als uitwateringssluis te optimaliseren. De spoorwegbrug en de trambrug zijn verwijderd. Alle deuren zijn verwijderd.
Brugje over het kattesas voor wandelaars en fietsers.
Een verbinding van de haven tot op de kop van het wes-terstaketsel.
Fiets - wandelweg langs de IJzer van 3 km.
Aan de kant van IJzer werden de vloeddeuren vervangen door een muur in beton tussen de deurkassen van de vloeddeur in het benedenhoofd. Onderaan de muur eejn klapdeur, bediend door twee tandwielkasten bovenop de muur.
Het havenhoofd in 2019 vernieuwd.
Bovenhoofd van de sluismuur van het Kattesas. 1. De modere brug over de Arkevaart (Albert I laan)2. De steenglooiing van de naoorlogse omlegging van de Arkevaart. 3. De put van de voormalige spoorwegbrug die in 1870 over de deurkas van de originele ebdeuren werden aangelegd. |
Kattesas gezien uit richting Albert I laan
Restoratie bovenrand der muren Kattesas 2020
opmaak 7april 2020
Geraadpleegd:
CORNILLY J. 2005: Monumentaal West-Vlaanderen, deel III: arrondissementen Brugge, Diksmuide, Oostende en Veurne, Brugge, 163
DE VOS L. e.a. 2014: 14-18. Oorlog in België, Leuven, 170
Elk zeg’t voorts 2009 1 – 2 – 25 maart Friede Lox
De onderwaterzetting van de IJzervlakte - Guido Demerre - Johan Termote
Kunstmatige inundanties 1316-1945 - Leper J
VLIZ - Vlaams Instituut voor de Zee
Brandweersite, op 1 februari 2003
internet