Jozef Provoost | Agnes Joyce | |
Jozef Provoost en vrouw Agnes Joyce | Raymond Van Kuyk, Agnes Joyce, Jozef Provoost, dochter Germaine Provoost en kleinzoon Johnny Van Kuyk | |
Foto's me toegestuurd door Zoë Van Kuyk |
Als vissershaven heeft men te Nieuwpoort altijd scheepswerven gekend. Met de sluiting evenwel van de werf Jozef Provoost (Oostende 1894 -1963) in 1947 werd nochtans een einde gesteld aan een eeuwenlange traditie.
Scheepswerven voor houten vaartuigen, na 1900, te Nieuwpoort waren ondermeer de werf René Aesaert, de werf Denye (waarvan het bedrijf verder werd gezet in Oostende), de werf Leon Dutrieue, de werf Hillebrant (welke eveneens uitweek naar Oostende), de werf Emiel Vandenabeele en in mindere mate de werf L. Vanderhaeghe (2).
Zoals gezegd werd de werf van Jozef (Tsjeppen) Provoost -te Nieuwpoort evenwel beter bekend onder zijn ..lapjesnaam " Schele Provoost (hij had bij een ongeval een oog verloren) de allerlaatste in de rij.
Zijn vader Henri Provoost was timmerman van beroep, afkomstig uit Nieuwpoort doch uitgeweken naar Oostende. Zijn specialiteit was het vervaardigen van het timmerwerk van “torentjes ", iets waarmee elk burgerhuis met allure in die tijd pronkte. Dergelijke " torens " werden in de vorige eeuw vooral door rondreizende timmerlui vervaardigd.
Precies aan dergelijke rondtrekkende timmerlieden had vader Henri eveneens deze " specialiteit " aangeleerd. Zo zou hij o.m. de torens vervaardigen van het "Grand Hotel" te Nieuwpoort-Bad.
Toen de eerste wereldoorlog uitbrak belandde de familie Provoost in Glasgow, waar Henri werk vond op een scheepswerf.
In 1922 kwam Henri Provoost zich in Nieuwpoort vestigen, alwaar hij een timmerbedrijf in de Valkenstraat opende. Meteen waagde hij zich aan de bouw van roeibootjes en jollen, wijl hij ook herstellingen aan vissersvaartuigen uitvoerde.
Op het einde der twintiger jaren trok zoon Jozef gehuwd met een Schotse (familienaam Joyce) welke belangstelling kreeg voor het scheepbedrijf naar de VSA, waar hij op een scheepwerf de " stiel" leerde.
Bij zijn terugkeer in Nieuwpoort, medio dertiger jaren, kocht hij het bedrijf van wijlen timmerman Heughebaert.
In 1938 ging dan de Scheepswerf Jozef Provoost, p.a. Hoogstraat 17 van start.
Volgens Michel Vercouter zou het eerste vaartuig gebouwd zijn aan de kaai ter hoogte van de Astridlaan.
De werf werd opgericht vlakbij de aangekochte zagerij van Jules Huyghebaert en Zonen, bij de Veurnevaart, ter hoogte van het Veurne-sas alwaar tevens een " bacardene ., (steiger} stond. De werf stond deels op private grond, deels op stads- en staatsgrond. Dit laatste gebeurde toen een " helling ., werd uitgegraven voor het aanleggen van een " slede ", om de tewaterlating te vergemakkelijken.
De plannen van de vaartuigen werden getekend door broer Pierre Provoost, politieagent te Nieuwpoort, dit veelal naar de ontwerpen van scheepvaartdeskundige Schilsky, een Brusselaar van Poolse afkomst. Het tekenen van de plannen gebeurde op " boter-papier " en op ware grootte. Alles werd nadien uitgesneden en " uitgelegd ", zoals een puzzel, op de grond. Dit gebeurde ofwel in de sprotfabriek Carbonez of in de danszaal " Parnasse .', Hoogstraat 17.
Bijzonder veel aandacht diende te worden besteed aan de tekeningen van de kiel en de ribben, die stuk voor stuk op waarachtige breedte, lengte en dikte dienden te zijn.
De lengte van de vaartuigen bedroegen zowat 12 a 13 meter. De vaartuigen door Jozef Provoost vervaardigd hadden de reputatie een “.hennegat " te hebben, wat het korren vergemakkelijkte.
Pierre Provoost die mettertijd een flinke vaardigheid in het tekenen verwierf, zou dan ook dank zij deze beroepsbekwaamheid zich later kunnen opwerken tot algemeen leider van de stedelijke technische dienst te Nieuwpoort, in welke functie hij ondermeer het Olympisch Stedelijk Zwembad ontwierp. Hoe een dubbeltje rollen kan !
De twee voornaamste werknemers waren ontegensprekelijk René en Frans Vandenabeele (hadden hun stiel geleerd op de werf Emiel Vandenabeele) welke de " ribbe-makers "en de kielleggers waren. De planken van de scheepsgang werden steeds volgens eeuwenoude traditie op cokes " gebrand " en gebogen " onder rook en vuur .
Andere werknemers waren nog: Willy Beschuyt, Karel Dutrieu, Maurits Deman, Jozef Verhegge, Henri Popeye, Karel Geryl, Henri Vermote, enz.
De werf stelde zowat een twintigtal personen tewerk.
De boekhouding werd bijgehouden door Julien Eerdekens, leraar aan de Rijksmiddelbare School Nieuwpoort.
Het scheepshout werd aangekocht bij een firma uit Eernegem, welke haar hout betrok uit Finland. De vrachten werden te Nieuwpoort aangevoerd met " paard en kar ".
De planken werden, eenmaal gezaagd, " tussen gat en wind " gewinddroogd. Bij het opstapelen werd er dan ook over gewaakt dat met behulp van stukjes hout voldoende tussenruimte tussen elke plank werd gelaten. De tewaterlating gebeurde in het begin ter hoogte van de nog steeds bestaande gasketel, waar het kanaal Veurne- Nieuwpoort ietwat breder is. Het vaartuig werd, niet zonder risico's, in de vaart " geworpen ". Vooraf werd het vaartuig naar deze plaats gesleept, met behulp van paarden en mankracht. Daartoe werd het vaartuig op een " duveltje " gezet. Dit was een soort wagentje, met twee zeer brede (50 cm) en met ijzeren banden beslagen wielen (hoogte: zowat 30 cm), verbonden door een U-vormige as waarin het schip was geschoven.
Later, toen de scheepshelling bij de " zate "-plaats (werf) was uitgegraven, maakte men uiteraard gebruik van een " slee " (slede), welke vooraf met bruine zeep werd ingewreven.
Na de tewaterlating diende de motor nog te worden geplaatst, veelal van het merk A.B.C., en moest de mast worden geplaatst. Ook voor het kappen van de mast stonden normaal Frans en René Vandenabeele in.
Nog een karwei, na de tewaterlating, was het gieten van de ballast. Hiervoor maakte men gebruik van betonspecie, maar ook soms van zand. Stippen wij nog aan dat op de scheepswerf zelf, de klinknagels en bouten werden vervaardigd.
Opmerkelijk was wel dat bij de tewaterlating de naam van het vaartuig reeds vermeld stond, gezien de registratie bij de Waterschoutdienst normaal reeds enige dagen vooraf was gebeurd. Even merkwaardig was wel het feit dat elke reder nadrukkelijk een kruis voor zijn nieuw vaartuig vroeg, en steevast leverde Jozef Provoost een koperen kruisje.
De eigenlijke afbetaling van het schip, gewoonlijk in schijven, gebeurde voor de eerste maal na de " maidentrip ", toen wel degelijk bleek dat het schip zeewaardig was.
Gevolge allerlei oorlogsomstandigheden, zo begon de levering van scheepshout mank te lopen, werd in 1943 alle bedrijvigheid op de werf Provoost stilgelegd.
In 1945 werd, opnieuw van start gegaan. Een gewijzigd tijdsbeeld, o.m. de vraag naar grotere vaartuigen, de grote concurrentie van de scheepswerven te Oostende, vormden bijna onoverkomelijke moeilijkheden .Jozef Provoost probeerde dan ook zijn werf over te brengen naar het Kattesas, waardoor het varen doorheen de sluizen in de achterhaven zou vermeden worden. Van overheidswege kreeg hij evenwel hiervoor geen toelating. In 1947 gaf Jozef Provoost dan ook de brui aan de scheepsbouw.
Schepen gebouwd op deze werf:
0000.DIG.DE LAATSTE SCHEEPSWERF TE NIEUWPOORT (1), p. 57 t.e.m. 61, Jacques Beun, in: het tijdschrift Bachten de Kupe, orgaan van de gelijknamige heemkundige kring, 21ste jg., nr. 3, mei-juni 1979.
__________________________________________________________________________________
Als haven heeft men te Nieuwpoort altijd scheepswerven gekend. Met de sluiting evenwel van de werf Jozef Provoost (° Oostende 1894-1963) in 1947 werd nochtans een einde gesteld aan een eeuwenlange traditie.
Scheepswerven voor houten vaartuigen, na 1900, te Nieuwpoort waren onder meer de werf René Asaert, de werf Denye (waarvan het bedrijf verder werd gezet in Oostende), de werf Dutrieu, de werf Hillebrant (welke eveneens uitweek naar Oostende), de werf Emiel vandenabeele en in mindere mate de werf L. Vanderhaeghe (2)
Zoals gezegd werd de werf van Jozef (Tsjeppen) Provoost – te Nieuwpoort, evenwel beter bekend onder zijn ‘lapjesnaam’ Schele Provoost (hij had bij een ongeval een oog verloren) de allerlaatste in de rij.
Zijn vader Henri Provoost was timmerman van beroep, afkomstig uit Nieuwpoort, doch uitgeweken naar Oostende. Zijn specialiteit was het vervaardigen van het timmerwerk van ‘torentjes’, iets waarmee elk burgerhuis met allure in die tijd pronkte. Dergelijke ‘torens’ werden in de vorige eeuw vooral door rondreizende timmerlui vervaardigd.
Precies aan dergelijke rondtrekkend timmerlieden had vader Henri eveneens deze ‘specialiteit’ aangeleerd. Zo zou hij o.m. de torens vervaardigen van het nog steeds bestaand ‘Grand Hotel’ te Nieuwpoort-Bad.
Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak belandde de familie Provoost in Glasgow, waar Henri werk vond op een scheepswerf. In 1922 kwam Henri Provoost zich in Nieuwpoort vestigen, alwaar hij een timmerbedrijf in de Valkestraat opende. Meteen waagde hij zich aan de bouw van roeibootjes en jollen, wijl hij ook herstellingen aan vissersvaartuigen uitvoerde.
Op het einde der twintiger jaren trok zoon Jozef – gehuwd met een Schotse – (familienaam Joyce) – welke belangstelling kreeg voor het scheepsbedrijf naar de VSA, waar hij op een scheepswerf de ‘stiel’ leerde. Bij zijn terugkeer in Nieuwpoort, medio dertiger jaren, kocht hij het bedrijf van wijlen timmerman Heughebaert. In 1938 ging dan de Scheepswerf Jozef Provoost, p.a. Hoogstraat 17 van start.
De werf werd opgericht vlakbij de aangekochte zagerij van Jules Huyghebaert en Zonen, bij de Veurnevaart, ter hoogte van het Veurnesas, alwaar teven een ‘barcadène’ (steiger) stond. De werf stond deels op private grond, deels op stads- en staatsgrond. Dit laatste gebeurde toen een ‘helling’ werd uitgegraven voor het aanleggen van een ‘slede’, om de tewaterlating te vergemakkelijken.
De plannen van de vaartuigen werden getekend door broer Pierre Provoost, politieagent te Nieuwpoort, dit veelal naar de ontwerpen van scheepvaartdeskundige Schilsky, een Brusselaar van Poolse afkomst. Het tekenen van de plannen gebeurde op ‘boter-papier’ en op ware grootte. Alles werd nadien uitgesneden en ‘uitgelegd’, zoals een puzzel, op de grond. Dit gebeurde ofwel in de sprotfabriek Carbonez of in de danszaal ‘Parnasse’, Hoogstraat 17.
Bijzonder veel aandacht diende te worden besteed aan de tekeningen van de kiel en de ribben, die stuk voor stuk op waarachtige breedte, lengte en dikte dienden te zijn. De lengte van de vaartuigen bedroegen zowat 12 à 13 meter. De vaartuigen door Jozef Provoost vervaardigd hadden de reputatie een ‘hennegat’ te hebben, wat het korren vergemakkelijkte.
Pierre Provoost die mettertijd een flinke vaardigheid in het tekenen verwierf, zou dan ook dank zij deze beroepsbekwaamheid zich later kunnen opwerken tot algemeen leider van de stedelijke technische dienst te Nieuwpoort, in welke functie hij onder meer het Olympisch Stedelijk Zwembad, ontwierp. Hoe een dubbeltje rollen kan!
De twee voornaamste werknemers waren ontegensprekelijk René en Frans Vandenabeele (hadden hun stiel geleerd op de werf Emiel vandenabeele) welke de ‘ribbe-makers’ en de kielleggers waren. De planken van de scheepsgang werden steeds volgens eeuwenoude traditie op ‘cokes’ gebrand en gebogen ‘onder rook en vuur’. Andere werknemers waren nog: Willy Beschuyt, Karel Dutrieu, Maurits Deman, Jozef Verhegge, Henri Popeye, Karel Geryl, Henri Vermote, enz. De werf stelde zowat een twintigtal personen te werk. De boekhouding werd bijgehouden door Julien Eerdekens, leraar aan de Rijksmiddelbare School Nieuwpoort.
Het scheepshout werd aangekocht bij een firma uit Eernegem, welke haar hout betrok uit Finland. De vrachten werden te Nieuwpoort aangevoerd met ‘paard en kar’. De planken werden, eenmaal gezaagd, ‘tussen gat en wind’ gewinddroogd. Bij het opstapelen werd er dan ook over gewaakt dat met behulp van stukjes hout voldoende tussenruimte tussen elke plank werd gelaten. De tewaterlating gebeurde in het begin ter hoogte van de nog steeds bestaande gasketel, waar het kanaal Veurne-Nieuwpoort ietwat breder is. Het vaartuig, werd, niet zonder risico’s, in de vaart ‘geworpen’. Vooraf werd het vaartuig naar deze plaats gesleept, met behulp van paarden en mankracht. Daartoe werd het vaartuig op een ‘duveltje’ gezet. Dit was een soort wagentje, met twee zeer brede (50 cm.) en met ijzeren banden beslagen wielen (hoogte: 30 cm.), verbonden door een U-vormige as, waarin het schip was geschoven.
Later, toen de scheepshelling bij de ‘zate’ – plaats (werf) was uitgegraven, maakte men gebruik van een slee (slede), welke vooraf met bruine zeep werd ingewreven.
Na de tewaterlating diende de motor nog te worden geplaatst, veelal van het merk A.B.C., en moest de mast worden geplaatst. Ook voor het kappen van de mast stonden normaal Frans en René Vandenabeele in.
Nog een karwei, na de tewaterlating, was het gieten van de ballast, hiervoor maakte men gebruik van betonspecie, maar ook soms van zand. Stippen wij nog aan dat op de scheepswerf zelf, de klinknagels en bouten werden vervaardigd.
Opmerkelijk was wel bij de tewaterlating de naam van het vaartuig reeds vermeld stond, gezien de registratie bij de Waterschoutdienst normaal reeds enige dagen vooraf was gebeurd. Even merkwaardig was wel het feit dat elke reder nadrukkelijk een kruis voor zijn nieuw vaartuig vroeg, en steevast leverde Jozef Provoost een koperen kruisje.
De eigenlijke afbetaling van het schip, gewoonlijk in schijven, gebeurde voor de eerste maal na de ‘maidentrip’, toen wel degelijk bleek dat het schip zeewaardig was.
Gevolge allerlei oorlogsomstandigheden, zo begon de levering scheepshout mank te lopen, werd in 1943, alle bedrijvigheid op de werf Provoost stilgelegd.
In 1945 werd opnieuw van start gegaan. Een gewijzigd tijdsbeeld, onder meer de vraag naar grotere vaartuigen, de grote concurrentie van de scheepswerven te Oostende, vormden bijna onoverkomelijke moeilijkheden. Jozef Provoost probeerde dan ook zijn werf over te brengen naar het Kattesas, waardoor het varen doorheen de sluizen in de achterhaven zou vermeden worden. Van overheidswege kreeg hij evenwel hiervoor geen toelating. In 1947 gaf Jozef Provoost dan ook de brui aan de scheepsbouw.
Vaartuigen van de werf Provoost (3)
Jozef Provoost heeft vermoedelijk zowat twintig vaartuigen vervaardigd. Het is heden bijna onmogelijk geworden de volledige naamlijst terug op te stellen. Toch slaagden wij erin volgende gegevens bijeen te zamelen.
Bouwjaar 1941: N.708, O.97, N.771
Bouwjaar 1942: O.110, N.783, N.803
Bouwjaar 1943: N.807, N.715
Bouwjaar 1945: N.702, N.804, N.711
Bouwjaar 1947: N.819, O.332, N.814
een tewaterlating
In mijn collectie weekbladen uit de Westkust ontdekte ik nog, in het weekblad ‘Het Strand’, d.d. zaterdag 2 mei 1942, volgende korte bijdrage: … “woensdag jl. liep onder grote belangstelling het eerste vissersvaartuig van de onlangs gestichte S.V. Flandria van stapel op de werven van scheepsbouwer Jozef Provoost. Het van stapel lopen van het nieuwe vaartuig, gedoopt onder de naam van O.110 ‘Anna-Maria’ geschiedde in uitstekende voorwaarden en zonder enige hindernis.
De moeilijkheden die scheepsbouwer Jozef Provoost vanaf de werven, die enkele meter van de vaart verwijderd liggen, tot bij het van stapel lopen van het schip wist te overbruggen, getuigen waarlijk van een meesterlijke vakkundige kennis. Het tweede vaartuig van genoemde vissersrederij is in opbouw en loopt binnen een paar maand van stapel. Nog twee andere schepen werden aan de scheepswerven Provoost toevertrouwd en zullen eveneens de Nieuwpoortse vloot komen vervoegen.”
J.Beun
Bronnen:
(1)Alle gegevens werden verteld door mevr. Wed. Pierre Provoost-Beschuyt en haar zoon Henri.
(2)Volgens ‘Vlaamse Visserij en Vissersvaartuigen’ van Gaston en Roland Desnerck, blz. 99.
(3)Onder meer naar de gegevens in ‘Lijst der Belgische Vissersvaartuigen 1955’.
(4)Het Strand – onafhankelijk weekblad voor de Kust, redaktieleider-eigenaar Edmond Pirsch, De Panne. Het weekblad werd te Oostende gedrukt. Prijs per nummer – 75 centiem.
0000.Schepen gebouwd op de laatste scheepswerf te Nieuwpoort, aanvullende gegevens bij het artikel van Jacques Beun ‘De laatste scheepswerf van Nieuwpoort’ in: Bachten de Kupe, nr. 3 van mei-juni 1979. ________________________________________________________________________________
O.97 oud nummer O.344 ‘Térèse’
N.T. 3,32 B.T. 8,72 bouwjaar: 1941
Motor ABC 28/34 PK bouwjaar: 1945
Nr. 2120 Eigenaar: Maurice Fontaine
O.110 ‘Het Vliegmachien’
N.T. 4,98 B.T. 12,13 bouwjaar: 1909
Motor ABC 34 PK bouwjaar: 1938
Nr. 4760 Eigenaar: Gustaaf Vercruysse
O.189 ‘Yvonne Jenny’ (open boot)
N.T. 4,03 B.T. 8,14 bouwjaar: 1941
Motor Deutz 10/11 PK bouwjaar: 1941
Nr. 783205 Eigenaar: August Debruyne
N.702 oud nummer N.6 ‘Angèle Louis’
N.T. 2,9 B.T. 12,10 bouwjaar: 1945
Motor Moes 40 PK bouwjaar: 1945
Nr. 41202030 Eigenaar: Frans Poittier
N.705 oud nummer N.15 ‘Charles’
N.T. 3,19 bouwjaar: 1934
Motor ABC 15/20 PK bouwjaar: 1934
Nr. 3522 Eigenaar: André Calcoen
N.708 oud nummer N.115 ‘Pierre Jan’
N.T. 4,85 B.T. 11,81 bouwjaar: 1945
Motor ABC 36 PK bouwjaar: 1937
Nr. 3522 Eigenaar: Hypoliet Zwertvaegher
N.711 oud nummer N.20 ‘Robert Clara’
N.T. 2,86 B.T. 12,50 bouwjaar: 1945
Motor Moes 40 PK bouwjaar: 1945
Nr. 41202049 Eigenaar: Renaat Asaert
N.714 oud nummer N.10 ‘Special’
N.T. 2,23 B.T. 6,85 bouwjaar: 1925
Motor Deutz 10 PK bouwjaar: 1924
Nr. 2219 Eigenaar: Richard Vandenabeele
N.742 oud nummer N.60 ‘Florina’
N.T. 2,26 B.T. 5,86 bouwjaar: 1939
ABC 70 PK bouwjaar: 1923
Nr. 2223 Eigenaar: Engel en Albert Calcoen
N.749 oud nummer N.71 ‘Jean Jacques’
N.T. 11,88 B.T. 26,04 bouwjaar: 1944
Deutz 70 PK bouwjaar: 1936
Nr. 177287
N.771 oud nummer N.94 ‘Elisa’ (open boot) wordt in 1947 O.771
N.T. 3,37 B.T. 6,77 bouwjaar: 1940
Thonycroft 70 PK bouwjaar: 1936
Nr. 05375 Eigenaar: Van Wetteren en Van Eeghem
N.775 oud nummer N.141 ‘Damieda’
N.T. 2,68 B.T. 7,78 bouwjaar: 1941
ABC 25 PK bouwjaar: 1934
Nr. 3617 Eigenaar: Raymond Lombard
N.783 oud nummer N.110 ‘Anne Marie’ wordt in 1947 Z.783
N.T. 7,06 B.T. 17,73 bouwjaar: 1942
ABC 60 PK bouwjaar: 1942
Nr. 5190 Eigenaar: Zeevisserij Flandria pvba
N.784 oud nummer N.111 ‘Jean Pierre’
N.T. 7,06 B.T. 17,73 bouwjaar: 1942
ABC 60 PK bouwjaar: 1942
Nr. 5195 Eigenaar: Zeevisserij Flandria pvba
N.112
N.T. 7,06 B.T. 17,73 bouwjaar: 1942
ABC
Nr. ? Eigenaar: Zeevisserij Flandria pvba
N.786 oud nummer N.113 ‘Christiane’
N.T. 7,06 B.T. 17,73 bouwjaar: 1942
ABC 60 PK bouwjaar: 1942
Nr. 5195 Eigenaar: Zeevisserij Flandria pvba
N.803 oud nummer N.138 ‘Ster der Zee’
N.T. 9,59 B.T. 24,40 bouwjaar: 1942
ABC 80 PK bouwjaar: 1943
Nr. 5735 Eigenaar: Maurice Flitser
N.804 oud nummer N.139 ‘De Vijf Gebroeders’
N.T. 2,67 B.T. 11,96 bouwjaar: 1945
ABC 34 PK bouwjaar: 1945
Nr. 5735 Eigenaar: Louis Legein
N.807 oud nummer N.150 ‘Suzette’
N.T. 12,63 B.T. 24,66 bouwjaar: 1943
Deutz 70 PK bouwjaar: 1936
Nr. 315693 Eigenaar: K. Vyaene en H. Schockaert
O.332 ‘Jean Pierre’
N.T. 81,95 B.T. 106,42 bouwjaar: 1943
AWA 240 PK bouwjaar: 1948
Nr. 2181 Eigenaar: Zeevisserij Flandria pvba
N.814 ‘Roger’
N.T. 12,78 B.T. 34,42 bouwjaar: 1947
Blackstone 120 PK bouwjaar: 1947
Nr. 46364 Eigenaar: August Calcoen
N.819 ‘Presévérance’
N.T. 24,47 B.T. 67,42 bouwjaar: 1947
Industrie 150 PK bouwjaar: 1947
Nr. 3380 Eigenaar: ARK pvba
De O.110 ‘Het Vliegmachien’ werd in 1909 gebouwd door Henri, de vader van scheepsbouwer Jozef Provoost.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog wordt de N.112 tijdens de thuisreis door een mijn vernield. De bemanning werd gered. Schipper was Raphaël Beyen. De N.112 was één van de vier gelijke vaartuigen die gebouwd werden voor de rederij Flandria pvba. De voor-en achtersteven van deze vaartuigen lagen even hoog en ze hadden allen een spits toelopend voor-en achterschip. Daarom werden deze schepen dan ook de ‘banannen’ (bananen) genoemd. De drie andere schepen die deze bijnaam kregen toebedeeld waren: N. 110 (N.783); N.111 (N.784); N.113 (N.786)
Na de Tweede Wereldoorlog worden de immatriculatienummers van de vaartuigen veranderd en de N.110 wordt N.783. In 1947 verandert dit nummer opnieuw. Het wordt nu Z.783. De nieuwe eigenaar is Louis Vantorre van Heist.
De O.332 ‘Jean Pierre’ van de rederij Zeevisserij Flandria pvba trok mee op missie naar Argentinië. Het vaartuig is echter nooit toegekomen want het zonk tijdens de reis.
Bronnen :
(1) Alle gegevens werden verteld door mevr. wed. Pierre Provoost- Beschuyt en haar zoon Henri.
(2) Volgens " Vlaamse Visserij en Vissersvaartuigen " van Gaston en Roland Desnerck, blz. 99.
(3) Ondermeer naar de gegevens in " Lijst der Belgische Vissersvaartuigen 1955 ".
Redaktieleider- eigenaar: Edmond Pirsch, De Panne.
Het weekblad werd te Oostende gedrukt. Prijs per nummer: 75 centiem.
geraadpleegd:
tijdschrift "Bachten de Kuppe" - 1979 en 1980 - J. BEUN
boek "Nieuwpoort die Goldene Stadt" J. BEUN
www.kunstschatten.be - foto's
Navigo Luc Vanmassenhove